Kinderen ervaren een speelplek als een landschap waarin ze heerlijk hun gang kunnen gaan. Een speelplek inrichten betekent dus: een speellandschap met speelaanleidingen aanbieden. Daarin kunnen speeltoestellen een plek hebben, maar dat hoeft niet.
Voor kinderen is een speelplek een plek die uitnodigt om in beweging te komen, op avontuur te gaan, grenzen te verleggen, anderen te ontmoeten. Kinderen beschouwen alles wat ze in dit landschap (maar ook gewoon op straat) tegenkomen als mogelijke aanleiding om te spelen.
Het is van belang om dit als ontwerper of beheerder van een speelplek goed voor ogen te houden. Zie altijd het hele landschap. Juist ook als het gaat om samen spelen.
Ook kinderen met een handicap moeten zo veel mogelijk de kans krijgen om alle mogelijkheden van het speellandschap te benutten. Alleen een aangepaste draaimolen geeft hun niet de mogelijkheid om helemaal mee te kunnen doen.
De termen ‘speelaanleiding” en ‘speeltoestel’ worden vaak door elkaar gebruikt. Maar ze hebben niet dezelfde betekenis. Alle speeltoestellen zijn speelaanleidingen. Maar niet alle speelaanleidingen zijn speeltoestellen.
Een speelaanleiding is een object dat of situatie die een kind prikkelt tot spel. Een brede definitie. Want een kind is in staat om overal en met zo’n beetje alles te spelen.
Objecten die eigenlijk een ander doel dan spelen zijn voor kinderen vaak prima speelaanleidingen. Een kind ziet in een prullenbak of elektriciteitskast een prima verstopplek. De kuil in de stoep voor werkzaamheden aan leidingen is voor een kind een zandbak.
Maar ook dingen die toevallig aanwezig zijn, kunnen aanleiding geven tot spel: een hoop bladeren, een vergeten kruiwagen, de kliko, rondslingerende planken, struiken met besjes en het rood-witte lint om een afgesloten toestel heen.
Niks leuker dan eens expres iets achter te laten (een kruiwagen, een rolstoel, planken, een doos, rood-wit lint) en te kijken wat kinderen er mee gaan doen.
Als ontwerper kun je de creativiteit van kinderen een handje helpen en speelaanleidingen inbouwen in het speellandschap. Een hobbel in het pad, een wilgentunnel, een bank met een praatpaal erin, stapstenen om op te springen of omheen te slalommen, een vrolijke tekening op een muur, een totempaal etc.
Een speeltoestel is bewust gecreëerd om spel te stimuleren. Er is goed nagedacht over het type spel dat het toestel mogelijk moet maken: schommelen, klimmen, wippen.
Het leuke is dat kinderen vaak ook heel andere speelmogelijkheden bedenken: een klimrek wordt een voetbaldoel of een hut, een schommel wordt een draaimolen.
Een speellandschap, de naam zegt het al, is bij voorkeur een groene speelplek. Groen - in de vorm van planten, bomen, maar ook heuvels, water, zand, grond, dieren - geeft een speelplek direct meer speelwaarde. Voor iedereen. Natuur is geen decor, het is echt essentieel voor de ontwikkeling van kinderen.
Er komt steeds meer wetenschappelijk bewijs dat opgroeien in een groene omgeving een positieve invloed heeft op de ontwikkeling en het welbevinden van kinderen. Contact met natuur prikkelt de zintuigen en daagt uit tot het verkennen van de eigen grenzen.
Bomen, planten en andere natuurlijke losse materialen zoals water en zand hebben bij uitstek samenspeelwaarde. Ze zijn per definitie inclusief, net als natuurverschijnselen als regen, wind, sneeuw en ijs. Ieder kind kan zelf bepalen hoe het ermee speelt.
Bomen zorgen voor zon en schaduw en leveren jaar in jaar uit losse materialen als bladeren, takken, bloemen, vruchten en zaden om mee te spelen. De schaduw van bomen is fijn in de zomer. Voor kinderen met een visuele beperking is schaduw een voorwaarde om buiten te spelen, zij verdragen vaak geen fel zonlicht.
Richt de speeltuin zo in dat natuurlijke materialen volop en voor iedereen voorhanden zijn en dat ieder kind natuurverschijnselen kan ervaren.
Zorg dat een groot deel van de speelplek vanaf één plek, bijvoorbeeld het terras, te overzien is. Lukt dat niet, plaats dan op strategische plekken bankjes. Zo kunnen ouders/begeleiders desgewenst vanaf die plek het kind in de gaten houden.
Maar (oudere) kinderen willen ook wel eens uit het zicht van volwassenen spelen. Het is dus fijn als er ook plekken zijn waar kinderen het gevoel hebben dat volwassenen hen niet kunnen zien. Let erop dat een deel van zo'n verscholen plek ook toegankelijk is, zodat kinderen met een handicap ook mee kunnen spelen.
De meeste speelplekken hebben een zone-indeling op leeftijd. Voor samen spelen is een zonering op type spel veel beter. Met in elke zone extra aandacht voor de variatie in moeilijkheid/uitdaging en mate van toezicht.
Een landschap heeft verschillende zones en iedere zone heeft een eigen sfeer: het dal, de heuvel, het moeras, de heide, de beek. Er zijn drukke en rustige zones, open en meer besloten delen, plekken met een natuurlijk of juist een kunstmatige uitstraling. Zo geven zones structuur aan het landschap en maken het overzichtelijk. Twee elementen die een goede samenspeelplek nodig heeft.
Zones in een speellandschap: Zonering in een speellandschap is erop gericht dat ieder kind veilig kan spelen wat het wil. Zones bieden structuur, geven overzicht en zorgen dat verschillende typen spel elkaar niet in de weg zit.
Zones in een samenspeelplek: Een goede zonering is de basis van een samenspeelplek. Zonering maakt het mogelijk dat alle kinderen een speelzone vinden die bij ze past. De meeste speelplekken hebben een zone-indeling op leeftijd. Voor samen spelen is een zonering op type spel veel beter. Met in elke zone extra aandacht voor de variatie in moeilijkheid/uitdaging en mate van toezicht.
De meeste speelplekken en -tuinen passen zonering op leeftijd toe. Het speelgebied voor jongere kinderen is vaak dichtbij de ingang of een terras, zodat ouders/begeleiders gemakkelijk toezicht kunnen houden. Het is overzichtelijk, afgebakend (omheind) en heeft vaak speelaanleidingen die geschikt zijn voor kleine kinderen (afgestemd op lengte/gewicht).
Die afstemming op lengte en gewicht van jonge kinderen zorgt er voor dat oudere kinderen met het verstandelijke niveau van een kind tussen 1 en 5 jaar hier niet gemakkelijk kunnen spelen. De speelaanleidingen en toestellen zijn te klein voor hun grotere lijven.
Zonering op leeftijd heeft dus tot gevolg dat oudere kinderen met het verstandelijk niveau van een 0-5 jarige er niet kunnen spelen. Zonering op type spel en moeilijkheidsniveau kan dit voorkomen.
Spel kent veel gezichten: actief, ingetogen, creatief, fantasievol, ontdekkend, competitief... Om alle speltypes de ruimte te geven kun je een speelplek opbouwen uit de volgende zones. Bij ieder zone hoort een bepaalde sfeer én inrichting. Per zone kun je gradaties aanbrengen in toezicht en uitdaging.
Actiefspel: de speelzone is gericht op het stimuleren van bewegen en het leren van allerlei motorische vaardigheden. Denk aan: schommelen, glijden, wippen, draaien, klimmen, rennen, rijden, verstoppen, dansen, sleeën, muziek maken etc
Fantasiespel: de omgeving en speelaanleidingen zijn gericht op het stimuleren van fantasiespel. Denk aan: ridders en kastelen, vader-en-moedertje, winkeltje, boerderij etc.
Constructiespel: Speelzone gericht op het stimuleren van spelen en bouwen met (natuurlijke) materialen. Denk aan: spelen met zand en water, hutten bouwen, reuzenlego etc.
Balspel: Omgeving en speelaanleidingen gericht op spelen met een bal. Denk aan: voetbal, basketbal, pingpongen etc.
Zintuiglijk spel: Speelzone gericht op het stimuleren en spelen met alle zintuigen. Denk aan: ruiken, proeven, voelen, zien, horen.
Soms kunnen spelende kinderen elkaar flink in de weg zitten. Kinderen met een handicap kunnen extra gevoelig zijn voor onverwachte gebeurtenissen of teveel onrust.
Geluid: gillen, schreeuwen, muziekinstrumenten, veel praten, bouwwerk dat ineens instort.
Onvoorspelbaarheid: een voetbal die in de zandbak terecht komt, een kind op een driewieler die over het trapveldje crosst.
Verschillende snelheden: wandelen ten opzichte van rijden met een skelter, kruipen ten opzichte van rennen.
Plotse verandering van de omgeving: een tak of speelgoed op het pad, een nieuwe kuil.
Dit hoort natuurlijk allemaal bij spelen. Het is belangrijk dat dat ook kan! Maar teveel verstoring is niet fijn. Zonering op type spel kan er voor zorgen dat kinderen goed in hun spel kunnen komen en elkaar niet in de weg zitten.
Paden zijn voor samenspeelplekken één van de belangrijkste onderdelen. Zij geven structuur en zorgen ervoor dat 70% van de speelaanleidingen voor iedereen bereikbaar is.
Het hoofdpad loopt rond en maakt alle faciliteiten en 70% van de speelaanleidingen en speeltoestellen voor iedereen bereikbaar. Het pad versterkt de zonering én is een bron van samenspeelplezier.
Het hoofdpad van een samenspeelplek:
is goed berijdbaar, zodat bezoekers met wielen door de hele speeltuin dichtbij de speelaanleidingen kunnen komen.
is goed zichtbaar én voelbaar, zodat het een natuurlijke geleidelijn is voor bezoekers met een visuele beperking.
loopt rond en geeft daarmee structuur en houvast aan bezoekers die zich minder goed kunnen oriënteren.
Versterkt de zonering: het is een natuurlijke grens tussen de ene en de andere speelzone.
Het hoofdpad moet zo breed zijn dat iedereen elkaar makkelijk kan passeren. Ook bezoekers in een rolstoel of met een brede wandelwagen. Zijpaden mogen smaller zijn.
Het materiaal waarvan het hoofdpad gemaakt is moet voor bezoekers met wielen hard en vlak zijn en voor bezoekers met een visuele beperking goed zichtbaar en voelbaar.
>Zie ook: Tabel toegankelijkheid materialen voor paden
Het hoofdpad is een natuurlijke gidslijn voor bezoekers met een visuele beperking. Zij moeten goed kunnen herkennen wat het pad is en wat niet.
Het pad moet daarom een andere kleur hebben dan de meest gangbare ondergronden van een speelplek. Je kunt het hoofdpad ook zichtbaar maken met een felgekleurde markering.
> Zie ook: Hoofdpaden en zijpaden
Bezoekers met een (ernstige) visuele handicap gebruiken hun andere zintuigen om zich te oriënteren.
Voelen en horen: Het is het fijn als zij het hoofdpad goed kunnen voelen of horen. Je maakt een pad voel- en hoorbaar door het van een ander materiaal te maken dan de andere ondergronden op de speelplek: tegels versus gras, grind of schelpen.
(Natuurlijke) gidslijn: Bezoekers die een taststok gebruiken, hebben een doorlopende gidslijn nodig. Je kunt een gidslijn speciaal aanleggen, bijvoorbeeld met ribbeltegels. Maar je kunt een gidslijn ook opbouwen uit (natuurlijke) elementen die door een slimme plaatsing een gidslijn vormen. Bijvoorbeeld een stoeprand, daarna een bank, een hegje, weer een stoeprand enzovoorts.
Van belang is dat een gidslijn altijd aaneengesloten en obstakelvrij is. Er mogen in de route geen obstakels of gaten zonder geleidelijn zitten. Let ook op mogelijke obstakels op hoofdhoogte (takken, bruggetjes).
Bezoekers die blind zijn: Aan een pad dat een bezoeker die blind is zelfstandig moet kunnen lopen worden bijzonder hoge eisen gesteld ten aanzien van veiligheid. De eisen voor een pad dat een bezoeker die blind is onder begeleiding loopt zijn minder hoog. Kinderen met een ernstige visuele beperking komen zelden alleen naar een speelplek. Zeker niet als ze voor het eerst op de speelplek komen. Een kind met een visuele beperking moet heel vaak onder begeleiding een speelplek bezoeken voor het er zelfstandig kan spelen. Dat is uiteindelijk natuurlijk wél het streven! >Zie ook: Oriëntatie met alle zintuigen
Een rondgaand hoofdpad biedt structuur. Het zorgt ervoor dat je – als je het pad volgt – altijd bij de wc, de kantine of een bepaald speeltoestel uitkomt.
Lukt het niet om een rondgaand hoofdpad te realiseren, zorg dan dat het hoofdpad duidelijk te herkennen is als hoofdpad en dat bij aanvang van het pad duidelijk is waar het pad naar toe gaat. Vanaf het hoofdpad kunnen andere routes starten: blotenvoetenpad, blotenwielenpad, struinpad etc. Deze zijpaden en routes zijn voor avonturiers en hoeven niet altijd voor iedereen geschikt of aantrekkelijk te zijn. > Zie ook: Zijpaden
Obstakels op het hoofdpad vergroten de speelwaarde. Denk aan een heuvel, sloot, dijk of tunnel. Let er wel op dat het pad voor iedereen toegankelijk blijft. Obstakels in/op/over het hoofdpad zoals drempels, hellingen, tunnels, bruggen moeten voor iedereen te overbruggen zijn. (drempels niet hoger dan 20 mm.). Voor tips speelwaarde > Zie ook: Spelen met het pad
Tunnel: Een tunnel/poort moet zo hoog zijn, dat een volwassene er rechtop lopend doorheen kan. En zo breed dat twee personen in een rolstoel elkaar kunnen passeren. Bij een echt lange tunnel waar geen licht doorheen komt is wellicht verlichting nodig. >Zie ook: Speeltunnels; >Zie ook: Klimmen en klauteren
Bruggen en hellingen: Ook bruggen en hellingen kunnen de speelwaarde van het hoofdpad vergroten. >Zie ook: Hellingen; >Zie ook: bruggen en vlonders
Het hoofdpad in een speeltuin is een prachtige plek om kinderen en andere bezoekers uit te uitnodigen tot spelen en vooral tot samen spelen! Iedereen kan er immers komen.
> Hier vind je tips: Spelen-met-op-naast-en-over-de-paden
Zijpaden starten vanaf het hoofdpad. Deze zijpaden kun je nemen maar dat hoeft niet. Dat maakt dat de toegankelijkheidseisen minder hoog zijn dan voor het hoofdpad.
Zijpaden kunnen ook speelaanleidingen zijn. Denk aan struinpaden, klimroutes, blotevoetenpaden etc.
Bedenk bij de aanleg van een zijpad hoe je het met kleine toevoegingen toegankelijker kunt maken zonder de speelwaarde te verminderen. Zo maak je het voor meer kinderen mogelijk om het pad te nemen. Bijvoorbeeld een paal die steun geeft bij een opstap.
> Tips voor zijpaden: Spelen-met-op-naast-en-over-de-paden
Als we speelaanleidingen bereikbaar maken, moeten ze ook vindbaar zijn. Op de meeste speelplekken is het hoofdpad de belangrijkste houvast bij oriëntatie en vindbaarheid. Extra oriëntatiepunten kunnen helpen om te weten waar je bent.
Om te zorgen dat elke bezoeker zich kan oriënteren, kun je oriëntatiepunten toevoegen die met verschillende zintuigen waarneembaar zijn.
Dat is zeker van belang voor bezoekers met een visuele beperking. Een goed voelbaar en zichtbaar hoofdpad is niet voldoende om zelfstandig de weg door de speeltuin te vinden. Voor hen is het van belang een route ook met andere zintuigen waarneembaar te markeren. Ook andere bezoekers zullen daar plezier van hebben.
Bewegend water: beekje, bron, fontein.
Ruisende planten en bladeren: riet, grassen, bamboe, den.
Ondergrond: kiezels of planken.
Dieren: vogels in een volière, kippen, geiten etc.
Spelelementen met geluid: windgong, een belletje aan een schommel, een piepende draaimolen. Pas wel op voor een kakafonie aan geluid.
Ondergronden met verschillende geuren: bosgrond, houtsnippers, (gemaaid) gras, rubbertegels, (geolied)hout.
Geurende planten: lavendel, (boeren)jasmijn, kamperfoelie, sering.
Dieren: konijnen, geiten, volière, kippen.
Activiteiten: vuurplaats, koffie bij terras, auto’s bij de uitgang.
Verschil in bodemafwerking, overgangen daarvan of kleine onderbrekingen met een andere afwerking.
Voelbare randen, hekken en afrasteringen als onderdeel van de gidslijn.
Bontbladige struiken.
Een groot, opvallend object.
Gekleurde randen en objecten van speelelementen. Geef deze een signaalkleur (wit, heldergeel). Zet de kleur in ieder geval op kinderhoogte: 600mm.
Natuurlijk helpt goede bewegwijzering ook.
>Zie ook: Informatievoorzieningen
Hellingen horen bij een speellandschap. Een helling in het hoofdpad moet voor iedereen toegankelijk zijn. Een speelhelling moet voor iedereen wat te ervaren en ontdekken bieden.
Voor bezoekers met loophulpmiddelen zoals een rolstoel, rollator, buggy, scootmobiel of krukken kan een helling zonder hulp een onneembaar obstakel zijn.
De officiële richtlijnen voor hellingen staan in NEN 1814. In de praktijk blijken deze richtlijnen voor nogal wat bezoekers met een handicap te steil. Groen & Handicap geeft betere aanwijzingen.
Grotere hoogteverschillen kun je overbruggen met meerdere geschakelde hellingen, met onderweg een horizontaal bordes.
Let bij hellingbanen altijd op dat er een obstakelvrije uitrijruimte is aan de voet van de hellingbaan, zodat bezoekers met een duw- of actiefrolstoel uit kunnen rollen. Dat is veilig en verhoogt de speelwaarde voor alle bezoekers met wielen (stepjes, fietsjes, rolstoelen, loopkarren).
Hoe steil een speelhelling kan zijn hangt af van het type spel dat je wilt stimuleren. Denk aan skatebanen of een pumptrackbaan waar ook bezoekers met een rolstoel kunnen komen rijden en stunten. Ontwerp deze hellingen altijd samen met toekomstige gebruikers, maak proefopstellingen en probeer dingen uit.
Ondergronden hebben op een speelplek verschillende functies: onder speeltoestellen moeten ze een eventuele val opvangen. Op andere plekken hebben ze speelwaarde. Ook het onderhoud, de duurzaamheid en de prijs spelen een rol bij de keuze.
Het kiezen van de valondergronden op een samenspeelplek stelt ontwerpers voor een dilemma. Voor kinderen (en ouders) die rollend onderweg zijn, is bijvoorbeeld zand een ramp. Maar de speelwaarde van zand is heel hoog.
Kunstgras en rubber tegels zijn juist prima toegankelijk voor iemand in een rolstoel. Maar die ondergronden dragen weer niet bij aan de wens om een speelplek zo natuurlijk mogelijk in te richten.
De ondergrond onder een speelaanleiding is heel bepalend voor de toegankelijkheid en daarmee de samenspeelwaarde. Bij speeltoestellen hoger dan 600mm moet de ondergrond ook valdempend zijn. In combinatie met toegankelijkheid kom je dan uit bij gietrubber, rubber tegels, kunstgras of kort gemaaid gras.
De eisen voor valdempend bodemmateriaal zijn vastgelegd in norm NEN-EN 1177-1. In deze NEN normen is toegankelijkheid niet mee genomen.
In het kort de minst en meest toegankelijke valondergronden.
>Zie ook: Overzicht toegankelijkheid materialen valondergrond.
De meest veelzijdige en goedkoopste valondergrond is valzand.
Helaas is dit ook de minst toegankelijke valondergrond.
Met rubbermatten is zand toch enigszins toegankelijk te maken voor bezoekers met wielen.
De best toegankelijke valondergrond is gietrubber, op de voet gevolgd door rubbertegels en kunstgras.
Voordeel van gietrubber is dat er geen naden zijn en de ondergrond in allerlei kleuren en patronen leverbaar is.
Rubbertegels zijn er ook in verschillende kleuren. Toch zie je vooral zwarte tegels. Zwart kan heel heet worden in de zomer. Zorg dat de tegels goed tegen elkaar aanliggen en controleer de tegels regelmatig op omkrullen. Zodra de tegels krullen of verschuiven ontstaat struikelgevaar en is de ondergrond minder toegankelijk voor bezoekers met wielen.
Kunstgras is er in verschillende kleuren en voor verschillende doeleinden. Kies voor speelkunstgras en let op een strakke aansluiting op de aangrenzende ondergrond.
Let op de overgangen tussen de verschillende ondergronden. Zorg dat de overgangen vlak zijn en een eventuele drempel niet hoger is dan 20mm.
Zorg er voor dat (val)zand andere valondergronden of de paden niet bedekt. Regelmatig vegen is nodig.
>Zie ook: Overzicht toegankelijkheid materialen valondergrond
Je hebt informatievoorziening over een speelplek en informatievoorziening op een speelplek. Gezinnen moeten weten dat de speelplek bestaat en of hij geschikt en voldoende toegankelijk is. Eenmaal ter plekke moeten bezoekers gemakkelijk hun weg kunnen vinden.
Uit de ervaringen van de Speeltuinbende blijkt dat gezinnen met een kind met een handicap informatie over een speelplek vaak voor het eerst krijgen van gezinnen in hun netwerk die ook een kind met een handicap hebben.
Deze mond tot mond reclame blijkt voor veel gezinnen een belangrijke en vooral betrouwbare bron van informatie.
Een andere betrouwbare bron is een tip van een (zorg)professional in het netwerk van het gezin. Een kinderarts, kinderfysio of leerkracht die een speelplek geschikt acht voor een gezin en aanbeveelt.
Het is als speelplek van belang om deze vormen van “reclame” te bevorderen. Dat kan door:
Op de website en sociale media van de speelplek reviews aan bezoekers te vragen en daarbij specifiek te vragen naar ervaringen op het gebied van toegankelijkheid en samen spelen
(Zorg)professionals uit te nodigen om de speelplek te bezoeken en ze zelf te laten zien en ervaren wat de speelplek kinderen met een handicap kan bieden. Op basis van hun eigen ervaring kunnen zij gezinnen informeren en vooral enthousiasmeren de plek te gaan ontdekken.
Gezinnen met een kind met een handicap kunnen vaak niet op de bonnefooi naar een speelplek toe gaan. Het is voor hen noodzakelijk om vooraf te weten of de faciliteiten voor hun kind(eren) geschikt zijn en of iedereen in het gezin zich op de speelplek kan vermaken. Een goed toegankelijke website met alle relevante informatie over toegankelijkheid en samen spelen is daarom essentieel.
Er is verschil tussen goede informatie over toegankelijkheid en samen spelen en goed toegankelijke digitale informatie.
Sinds september 2020 moeten sites van de overheid voor iedereen, ongeacht handicap, bruikbaar en begrijpelijk zijn. Meer informatie over hoe je een website toegankelijk maakt, vind je hier.
Voorbeelden van goed toegankelijke websites van speeltuinen zijn er nog niet. Kom je er één tegen of heeft jouw speelplek een goed toegankelijk site, laat het ons weten!
Welke informatie moet op een site?
Op de site moet actuele, heldere en vooral eerlijke informatie over toegankelijkheid en samen spelen te vinden zijn. Een (potentiële) bezoeker heeft er niets aan als de situatie mooier wordt weergegeven dan hij is. Dit kan door medewerkers en (potentiële) bezoekers uit te nodigen feedback te geven over toegankelijkheid en samen spelen. Denk hierbij aan:
Gastvrijheid medewerkers en vrijwilligers: Laat met behulp van foto’s, filmpjes en eventueel interviews zien wat gastvrijheid voor de medewerkers en vrijwilligers betekent en hoe ze er invulling aan geven.
Adres en bereikbaarheid van de speelplek:
Te voet/openbaar vervoer: dichtstbijzijnde bushalte. Wel/niet gidslijn van de halte tot de ingang.
Auto: wel/niet invaliden parkeerplaats(en), locatie van de IP(‘s) en route IP(‘s) naar de ingang.
Fiets: wel/niet fietsenstalling voor grotere fietsen als tandem, rolstoelfiets, bakfiets.
Toilet:
Wel/niet aangepast toilet.
Wel/niet stevige verschoontafel.
Gebouw/ingang:
Wel/niet drempels en andere obstakels.
Andere nuttige informatie als de aanwezigheid van een (stoel)lift, een verhoging bij de balie etc. Foto van buiten- en binnenkant van het gebouwAanbod horeca. Plaats een lijst van wat er te koop is. Geef aan of bezoekers zelf eten en drinken mee mogen nemen.
Materialen:
Aanwezigheid terreinrolstoel en/of bolderkar met rubbermatten die bezoekers kunnen gebruiken.
Losse spelmaterialen die bezoekers mogen lenen/huren en gebruiken.
Inrichting speeltuin
Plaats een plattegrond van de speelplek.
Presenteer de speeltuin door middel van foto’s en filmpjes. Beschrijf en vertel in de filmpjes waarom de speelplek een echte samenspeelplek is.
Samen spelen:
Laat met behulp van foto’s, filmpjes en verhalen van bezoekers (testimoniums) zien hoe kinderen met en zonder handicap met de verschillende speelaanleidingen samen spelen.
Op kleine en heel overzichtelijke speelplekken is bewegwijzering niet nodig. Op grotere speelplekken met meerdere zones en gebieden kan bewegwijzering wel nodig zijn.
Ga er vanuit dat bezoekers, volwassenen en kinderen, niet snel bordjes en berichten lezen. Pas als er behoefte is aan informatie gaan bezoekers op zoek. Bijvoorbeeld als een kind naar de wc moet of de lama’s wil voeren.
Zorg dat op strategische plekken richtingwijzers staan die verwijzen naar het toilet en naar andere speciale plekken (zoals de lama’s). Gebruik goed zichtbare en contrasterende kleuren en pictogrammen en plaats de richtingwijzers niet hoger dan 1500mm. Zo kunnen kinderen en bezoekers in een rolstoel de bordjes ook goed zien en volgen.
Richtingwijzers kunnen ook op of in het pad verwerkt worden. Door plattegronden en richtingwijzers speelwaarde te geven is de kans dat er ook naar gekeken wordt groter. Denk aan een plattegrond van de speeltuin met allemaal grappige stripfiguurtjes of richtingwijzers met dieren.
Een speelaanleiding is een object dat of situatie die een kind prikkelt tot spel. Een brede definitie. Want een kind is in staat om overal en met zo’n beetje alles te spelen. De termen ‘speelaanleiding” en ‘speeltoestel’ worden vaak door elkaar gebruikt. Maar ze hebben niet dezelfde betekenis. Alle speeltoestellen zijn speelaanleidingen. Maar niet alle speelaanleidingen zijn speeltoestellen.